Vorige maand verscheen het boek ‘Schatgraven in de kelder van tante D. Zoektocht naar de onbekende biologische ouder’, geschreven door Maureen Davis
In dit boek ‘… laat zij zien wat de indringende gevolgen van de moderne voortplantingstechnieken voor een kind kunnen zijn. En hoe het belang van het kind té vaak moet wijken voor dat van de ouders.’
Klinkt als relevant informatie, om mijn eigen gedachten hierover weer te nuanceren en/of te verdiepen.
De motivatie om dit boek te schrijven, en zich in deze thematiek te verdiepen, ligt in de eigen levenservaring van de schrijfster. Zij groeit op zonder haar vader, en kent hem niet. Door haar moeder en andere familieleden wordt haar vader doodgezwegen, uit schaamte voor zijn ontrouw. Hij was een rokkenjager en een oplichter, en heeft ook meermaals in de gevangenis gezeten, zo ontdekt Davis.
Maakbaarheid: is alles wat mogelijk is, ook wenselijk?
In het eerste deel verkent Davis de maatschappelijke context, waarin maakbaarheid een grote rol is gaan spelen. Ook op het gebied van voortplanting: sperma-, eicel- en embryodonatie, draagmoederschap, vrouwen die na hun 60ste nog moeder worden, Ed Houben, de spermadonor met meer dan 100 nakomelingen…
De vraag die zij hierbij stelt is een hele relevante: is alles wat mogelijk is, ook wenselijk?
Een vraag die ik mij ook met enige regelmaat stel. Soms is mijn antwoord stellig ‘nee’, bijvoorbeeld als het gaat om die 60+ vrouw met een kinderwens, of de 100 nakomelingen van één donor. Maar ik realiseer me ook dat er een groot grijs gebied is, waarin ieder zijn eigen afwegingen maakt. Want is moeder worden op je 45ste of je 50ste nog wel OK? En waar ligt de grens voor het aantal nakomelingen van een donor? Als we 20 acceptabel vinden, waarom 21 dan niet meer?
Donoranonimiteit
Davis gaat uitgebreid in op de discussies die in Nederland gevoerd zijn rondom het opheffen van de anonimiteit van spermadonoren. De uitkomst is bekend: sinds 2004 is anonieme donatie wettelijk niet meer toegestaan. In tal van ons omringende landen echter nog wel. Dat betekent dat óók Nederlandse wensouders in principe nog steeds de keuze hebben: klinieken in België of Spanje zijn tenslotte onder handbereik.
Volwassen donorkinderen, verwekt in de tijd dat donoren nog anoniem waren, en er zelfs geadviseerd werd om je kind maar niet te vertellen dat een genetische band met de vader in het gezin ontbrak, vertellen ons nu hoe belangrijk het is wél over informatie te beschikken, en de mogelijkheid te hebben hun donor te kunnen ontmoeten.
Niet om een vader te vinden. Wel om hun nieuwsgierigheid te bevredigen, om te zien of ze op hem lijken, of dat talent dat ze in hun gezin of familie niet herkennen misschien van hem afkomstig is, en om een paar prangende vragen te stellen.
Hoeveel kinderen op zoek willen naar hun onbekende biologische ouder(s) is niet duidelijk. De niet-zoekenden zijn namelijk heel onzichtbaar. Dat geldt voor kinderen met een adoptie-achtergrond, voor oorlogskinderen, voor kinderen uit een buitenechtelijke relatie, en ook voor donorkinderen.
Een plek voor de onbekende vader
Toch kunnen naar mijn idee donorkinderen niet op één hoop gegooid worden met de andere groepen. Adoptie, of geboren worden uit een onbedoelde of ongewenste zwangerschap, geheimhouding binnen de familie, schaamte… dat maakt het niet kennen van en de zoektocht naar de onbekende biologische ouder extra beladen.
In zekere zin bevestigt Davis dat ook, door te kijken naar familie- en gezinssystemen. De onbekende biologische ouder heeft ook een plek in het gezin, de familie en de generaties. Die plek kan door de omgeving als pijnlijk, verdrietig of schaamtevol worden ervaren. En dat zal de innerlijke zoektocht van het kind naar ‘wie ben ik’ én het praktische zoeken er niet makkelijker op maken.
Juist daarom is het zo belangrijk dat vrouwen die nu voor de keuze staan om wel of niet alleen een kind te willen, met behulp van een donor, de tijd nemen. De tijd om zich vertrouwd te gaan voelen met hun keuze, om te waarborgen dat er openheid kan zijn, en dat hun toekomstige kind zijn donor kan kennen.
Dat zal ik ook blijven uitdragen: waarborg het belang en de behoefte van je (toekomstige) kind! Een kind moet zijn genetische afkomst kúnnen kennen (en als blijkt dat hij of zij die behoefte niet heeft, dan is dat natuurlijk ook OK)
De ene onbekende vader is de andere niet
Doordat het persoonlijke verhaal van David op een aantal plekken in het boek veel ruimte inneemt, straalt de zwaarte, de schaamte en het verdriet soms wat te veel uit naar andere situaties die toch wezenlijk verschillen. Een vader niet kennen, waar niet over gesproken mag worden, en waarvoor je familie zich schaamt, is toch heel iets anders dan een wensmoeder en een donor, die beiden vanuit positieve intenties en openheid gehandeld hebben. Dat onderscheid heb ik gemist.
Verder wil Davis soms té compleet zijn: ze geeft rijtjes krantenartikelen, websites of deskundigen, zonder verdere toelichting. Waarom déze artikelen? Waarom de inzichten van deskundige 1 wel nader beschouwen en de inzichten van die anderen niet? Dachten ze hetzelfde, waren ze minder belangrijk? Bij mij roept dit overcompleet willen zijn vooral vragen op, en werkt het daarmee storend.
Prof. Hoksbergen...
En dan is er Prof. Hoksbergen, emeritus hoogleraar adoptie, die een prominente plek in het boek inneemt. Niet alleen schreef hij het voorwoord, in verschillende hoofdstukken krijgt hij ook ruim aandacht van Davis. Zij lijkt in hem haar leermeester en inspirator te zien.
Hoksbergen stelt het belang van het kind te allen tijde centraal. En terecht. Hij heeft zich hard gemaakt voor het opheffen van de anonimiteit van spermadonoren – waarvoor dank en respect.
Maar Prof. Hoksbergen is ook de man die in menig discussie over de keuze van single vrouwen om alleen een kind te krijgen, sterk veroordeelde. Ik heb hem één keer persoonlijk mogen spreken, na afloop van een programma, en getracht enige nuance aan te brengen in zijn beeld van deze vrouwen en hun keuze. Geheel tevergeefs.
En ook hier, al in de eerste alinea van zijn voorwoord, voert hij Eline ten tonele: een vrouw van achter in de 30, die geen partner heeft maar wel graag een kind wil. Eline, die hem benaderde met de vraag waar ze buiten Nederland terecht kon, omdat de wachtlijsten bij spermabanken hier zo lang zijn. Eline, die het niet kan schelen dat in het buitenland de donor (vaak) anoniem is.
[bij mij komt wel meteen de vraag op wat een vrouw als Eline ertoe brengt om deze vraag aan Prof. Hoksbergen te stellen…]
Prof. Hoksbergen hoopt dat dit boek vrouwen als Eline doen inzien dat het krijgen van een kind veel betekent. En dat zij allereerst aan de behoefte van het kind zouden moeten denken.
Ik hoop – tegen beter weten in – dat Prof. Hoksbergen gaat inzien dat vrouwen als ‘zijn’ Eline niet representatief zijn. Dat ‘het belang van het kind’ bij de keuze om van een donor zwanger te willen worden voor veel vrouwen één van de grote dilemma’s is.
Ja, ik onderschrijf volledig de boodschap van dit boek: een kind moet zijn genetische achtergrond kunnen kennen. En ja, dit is wat ik keer op keer uitdraag: een kind van een donor, dat kan heel goed. Onder twee voorwaarden:
- wees open over de onstaansgeschiedenis van je kind,
- zorg dat je kind de donor kan kennen.